Vrij Nederland Essay
Haat, de laatste fase van menselijkheid
Roxane van Iperen verzorgt voor Vrij Nederland een essayreeks over dreiging en onveiligheid in de huidige tijd. In deze stukken gaat ze dieper in op begrippen als boosheid, haat, razernij, oorlog, racisme en misogynie, zowel op macro- als op microniveau. Roxane verdiepte zich in haat, en vooral: hoe uit die bevroren toestand weg te komen. Haar volledige essay, ‘Haat, de laatste fase van menselijkheid’, lees je op vn.nl. Hieronder het stuk in grote lijnen, aangevuld met videofragmenten.
Over haat
Vasthouden. Nostalgie. Hiërarchie. Orde. Ik tegen jou, wij tegen zij.
Wanneer je het hebt over haat, op individueel of collectief niveau, heb je het over een bevroren toestand. Een ‘freeze state’ van de geest, en een ‘freeze frame’ van de samenleving. Een vastomlijnd idee van hoe dingen zouden moeten zijn, hoe mensen zouden moeten zijn, hoe we ons dienen te gedragen. Wie daarvan afwijkt, is een bedreiging waarmee afgerekend moet worden.
Haat en vrijheid staan haaks op elkaar, en het is van een tragische ironie dat uitgerekend de partijen die zeggen te strijden voor ‘onze’ vrijheid (iedereen weet wie bij de in- of de out-group hoort) degene zijn die de strengste ordening voorstaan. Vrijheid bereiken vanuit een freeze state of een freeze frame: het is onmogelijk.
Haat is droefheid, vergezeld van het idee dat daarvoor een externe oorzaak is, meende Spinoza.
Boosheid is een gezonde emotie die stroomt tussen de binnen- en de buitenwereld. Het is een gevoel dat eigenwaarde en wederkerigheid uitstraalt: de boze mens verwacht iets van de wereld en zoekt naar mogelijkheden om bij het juiste punt uit te komen, naar verbindingen om de juiste medemensen te bereiken en de realiteit anders vorm te geven.
Bij gezonde boosheid denk ik aan Andries van Dantzig (1920-2005) en zijn levenslange strijd tegen kindermishandeling. Van Dantzig – kampoverlevende en psychiater – sprak de samenleving aan namens de groep van wie je, in zijn woorden, onmogelijk kon verwachten dat die zélf het voortouw nam: mishandelde of verwaarloosde kinderen.
Razernij. In tegenstelling tot boosheid, die zich op de bron van de frustratie richt op zoek naar een oplossing, richt razernij zich op iemand die niet of nauwelijks de oorzaak van de pijn is, maar als stand-in fungeert voor dat wat men niet kan of durft te adresseren. De dader voelt zich onvrij in de buitenwereld en houdt zijn adem in, de hele dag, de hele week, het hele jaar, en wanneer de deur achter hem dichtslaat, krijgen de minst weerbaren, uit het zicht, de storm over zich heen. Huiselijk geweld is een goed voorbeeld daarvan: bron van ellende thuis is vaak de enorme beknelling die door daders buitenshuis wordt ervaren. Een dwang zich te conformeren (soms reëel, soms ingebeeld), waarvan het ze niet lukt zich eraan te ontworstelen.
Waar boosheid nog een relatie met de bron aangaat, gericht op een oplossing, razernij dat niet meer kan of durft en de onopgeloste frustraties op een makkelijker doelwit botviert, is bij haat elke verbinding met de ander gestold. Het is een gegeven dat niet langer bevraagd wordt.
Sommige vormen van haat voelen (onbewust) ook fijn: ze bieden zekerheid over goed en kwaad, over de eigen en andermans positie. Er is een ordening die als een onderhuids raster op de samenleving rust, enkel voelbaar voor wie de randen opzoekt. Vrouwen weten dat als geen ander. Wie binnen de kaders van moeder, maagd of hoer blijft (oftewel: in elke verschijningsvorm een afgeleide van mannen) wordt nog geaccepteerd. Wie de randen opzoekt of erbuiten treedt, treft enorme tegenkrachten.